Mocht u denken dat ‘100 Jaar Zwanenburg’ begint in 1913, dan heeft u het mis. Het eeuwfeest van Zwanenburg begint in 2013.

Hoe dat kan? Gewoon doordat iemand kennelijk pas in 2013 in de gaten had dat Zwanenburg toen honderd jaar zou worden.

Wie die iemand was? Ik weet het niet. Maar belangrijker was dat het werd gesignaleerd en dat de Dorpsraad Zwanenburg-Halfweg het oppikte en er een gezellig verjaar-jaar van maakt(e).

MIJN ZWANENBURG, VAN NU NAAR TOEN
Zwanenburg bestaat op 28 augustus honderd jaar. Maar Peter Vreeswijk, voorzitter van de Dorpsraad, wilde graag eerder beginnen met het vieren van het eeuwfeest. Op de jaarvergadering van de Dorpsraad bijvoorbeeld. Dat kon makkelijk want niemand anders dan de Dorpsraad was met het feest bezig. Ger Mastenbroek, oud-Zwanenburger, werd gevraagd om de verjaardag mee te vieren. Aldus geschiedde. Met Henk Koetsier, die de beelden verzorgde, mocht hij een uur lang praten over Zwanenburg. En deed dat onder het motto MIJN Zwanenburg, van NU naar TOEN.

Deze website-versie is zoveel mogelijk een afspiegeling daarvan. Ger en Henk nemen u graag mee naar het jarige Zwanenburg.

Zo begon het. In februari kreeg ik een telefoontje van een mij onbekende; was iemand van de Dorpsraad Zwanenburg-Halfweg. Of ik op 25 april, op hun jaarvergadering, iets zou willen vertellen over ‘100 Jaar Zwanenburg’. En met dat telefoontje van die onbekende begon het voor mij. Het was Peter Vreeswijk die belde. Hij woont echter wel op Halfweg en dan heb je het over 100 Jaar Zwánenburg?! Hij bleek echter ook een goede kant te hebben: hij is voorzitter van de Dorpsraad en wat het helemaal goed maakte, geboren in Zwanenburg, in de Kastanjelaan. Ja, Vreeswijk van die fotozaak op de hoek van de Kerkhoflaan.

Hoewel ik nog geen idee had wat het zou moeten worden vond ik het een leuke en eervolle vraag; ‘nee’ zei ik zeker niet. De eerste vraag die je jezelf daarna toch wel enigszins verbaasd stelt: is Zwanenburg 100 jaar? Is Zwanenburg dan niet net zo oud als de Haarlemmermeer?

Nee, en bij nakijken dus niet ook 158 jaar maar pas honderd jaar. Zeg eerlijk, wist u dat?
En dan ga je je afvragen wat ga je dan wél vertellen. Ik dook thuis de boeken over de polder en over Zwanenburg in. Omdat je in veel boeken vaak hetzelfde tegenkomt, hoefde ik dat dus niet te vertellen.

Ik realiseerde me daarbij wel dat iedere Zwanenburger zijn of haar eigen Zwanenburg heeft. En dat mijn Zwanenburg een ander Zwanenburg is dan van wie dan ook. Vandaar dat ik het wilde gaan houden over MIJN Zwanenburg en het Zwanenburg van NU naar TOEN.

Het mooie aan herinneringen is, zoals Jan Blokker het ooit zei: ’Geschiedenis is niet wat er gebeurd is, geschiedenis is wat de mensen zich herinneren.’ Mocht u vinden of zeker weten dat de werkelijkheid echt anders is dan mijn herinnering, door de ‘boodschap’ van Blokker even goede vrienden.

EN TOEN WAS ZWANENBURG DUS DORP
Tot 1913 was Zwanenburg een gehucht. Ik moet eerlijk zeggen dat ik Van Dale heb moeten raadplegen om te weten wat een gehucht officieel is. Het is een aantal bij elkaar staande huizen op het platteland. Toen dat gehucht minder klein werd, lieten in 1913 de burgemeester en wethouders de raad der gemeente Haarlemmermeer weten dat ‘het wenschelijk was deze buurtschap nabij Halfweg met een aparte naam te noemen en de verschillende voor het verkeer geheel of gedeeltelijk opengestelde wegen aldaar met een eigen naam te duiden’.

Nadat die wens(ch) was aangenomen promoveerde dat gehucht tot dorp en dat is en ook weer volgens Van Dale een bebouwde kom op het platteland, kleiner dan een stad en groter dan een gehucht.

Dat schiet niet echt op, maar Zwanenburg bestónd!

Twee wegen waren er al. De IJweg en de Kromme Spieringweg. Op een document zijn de veertien paden aangegeven die toen tot laan gepromoveerd werden. De ligging van die lanen moest natuurlijk wel goed worden omschreven. De Dennenlaan werd bijvoorbeeld zo omschreven: de weg loopende van den ringdijk zuidwaarts evenwijdig aan de Kerkhoflaan tot aan de hierna te noemen Olmenlaan.
Vandaag de dag is het met TomTom makkelijker …

Tussen haakjes: ook toen al bleek dat Zwanenburg toch wel heel sterk met Halfweg verbonden. Nadat men ook al voor de benoeming van enkele huizen de naam ‘Zwanenburg’ had gebruikt, werd ook voor de officiële naam Zwanenburg, de brug naar Halfweg overgegaan. Die naam kwam namelijk van de familie waarvan nog steeds bij de ingang van de Suikerfabriek de symbolen te zien zijn: de Swanenburgh.

Die definitieve plaatsnaam was overigens ook makkelijker voor de postbezorging. Tegenwoordig is het duidelijk hoe je een adres op een brief zet; maar een eeuw geleden? Je kan je het niet voorstellen maar post met als ‘adres’ Aan den Heer Jan Mastenbroek Jr, Haarlemmermeer bij Halfweg, kwam ooit aan!

Dat was later ook zo met post voor bijvoorbeeld boer Nijdam. Met nummer 2, polderkavel C was voldoende en bracht het poststuk keurig bij hem thuis. Na de officiële naamgeving in 1913 voor de wegen, werd het adres voor boer Nijdam, IJweg 20.

Mocht ons dorp dus officieel bestaan en de postbezorging geregeld, de buitenwereld was nog niet zo zeker dat een adres met alleen ‘Zwanenburg’ voldoende was. Zo kreeg ik in de jaren zestig nog brieven met Halfweg als enige plaatsnaam. Later kwam daar de naam van ons dorp er wel bij maar werd het eerst nog gecombineerd met ‘Zwanenburg post Halfweg’.

Vroeger werd post zes dagen per week en drie keer per dag bezorgd (en een brief voor één cent!). In mei 2013 diende minister Kamp een wetsvoorstel in om op maandag helemaal geen post meer te bezorgen. Van ooit 18 keer naar straks 5 keer per week. En over die ene cent hebben we het maar helemaal niet …

Dat er met die namen ook op andere gebieden veel veranderd is, bleek in december 2012 bij het (opnieuw) geopende treinstation op Halfweg. Het heet nu officieel Halfweg–Zwanenburg. Met Zwanenburg dus ook op het bord. Tot 1934 stopte daar de trein bij de halte met alleen de naam Halfweg.

IJWEG 32
Er is heel wat gebeurd in ons dorp. Je kan je het niet voorstellen maar bijvoorbeeld straatlantaarns waren er nog niet toen Zwanenburg officieel dorp werd. Die kwamen pas in de jaren twintig. Het gemeentebestuur schonk ons dorp er 25!
Ik weet niet of mijn vader en moeder daar met hun trouwen op gewacht hebben maar zij trouwden op 11 mei 1927. Na hun trouwen kwamen zij te wonen in de Olmenlaan, dichtbij de Essenlaan met enkele straatlantaarns in de buurt.

Mijn vader en moeder zijn in de Olmenlaan begonnen met een comestibleswinkel (open tot 10.00 uur!). Dat duurde niet zo lang; handelsmensen waren het niet. Zij verhuisden naar de IJweg op nummer 32.

Onderaan de klugt van de IJweg woonde opoe Holla. Van haar kreeg je een appeltje voor een suikerbiet. Die biet moest je wel eerst van een bietenwagen afpikken. Die biet zag er altijd goed uit maar dat appeltje was meestal aangevreten. Het ging ons kennelijk meer om het pakken van die biet.
De suikerbietentijd was altijd de laatste maanden van het jaar. En bij die tijd hoorde ook december en buurvrouw Pauwels. Zij woonde aan de overkant aan de IJweg en was een stoere Brabantse. De beste burendienst die zij ons bewees was een paar dagen voor de kerst. Dan stak zij even de weg over om ons vetgemeste konijn met één klap klaar te maken voor onze kerstmaaltijd.

Het huis op IJweg nummer 30 naast ons huis, was tot in de jaren vijftig hetzelfde als ons huis. Begin 2013 stond het huis op internet te koop voor 339.000 euro. Toen ik dat aan mijn broer vertelde, zei hij dat ons huis in 1959 te koop stond voor … houdt u vast, voor zevenduizend en dan ook nog eens gúldens. Het huis is in vijftig jaar tijd dus zo’n 100 keer duurder geworden (vanwege de honderd jaar van Zwanenburg?).

Dat wij later niet in Zwanenburg bleven wonen, kwam vooral door die lange lijst woningzoekenden door Schiphol. Van LUCHT-haven werd Schiphol voor ons toen VLUCHT-haven. En de klemtoon op het woord vliegtuig legden wij vanaf de jaren vijftig anders. Wij hadden het niet over VLIEG-tuig maar over vlieg-TUIG! En zochten daardoor en vonden ook een goede landingsplaats in 1971 in Heerhugowaard.

LINDENLAAN MEER DAN ZOMAAR EEN LAAN
Ja, als ik denk aan de Lindenlaan, dan komen er veel en sterk verschillende herinneringen boven. Een linde is van oudsher ook een boom van overleveringen. De naamgeving vond plaats in 1913; vooruitziende blik?

De eerste herinnering is een heel vage en daarvoor moet ik terug naar mijn kleuterschooltijd. En hij is meer van horen zéggen dan dat ik het me echt nog herinner. De kleuterschool was achter het Jeugdgebouw in de Lindenlaan. En op weg daar naar toe zou ik een jongetje in de sloot geduwd hebben. Zóu dus hè?!
Ik zat op de kleuterschool bij juffrouw Heule. Zij kwam af en toe bij ons eten. Daarom wist mijn moeder dat juffrouw Heule mij nog wel eens op m’n stoeltje vastbond. Ik was soms een té beweeglijk jongetje. Vandaag de dag zou zij wellicht aangeklaagd worden voor kindermishandeling. Maar wij hebben het over 1949/1950 hè.

Nog een Lindenlaan-herinnering is een pijnlijke. Het gaat over de tandarts. Welke? Inderdaad: Neering! Hij was niet echt tandarts maar tandtechnieker. Ik weet niet of het daardoor meer pijn deed, maar dat deed het wel! Van afspreken had ie nog nooit gehoord. Dus ging je de trap op in dat verbouwde woonhuis en al luisterend naar die boormachine zat je daar in dat kamertje te wachten.

Met aan de wand dat fotootje van een heel zielig kijkend hondje met een rode doek om zijn koppie, die duidelijk ook aan het pijnlijden was.

Lindenlaan nu. Kastanjelaan/Lindenlaan is een heel treurig kruispunt. Ik weet nog dat het een fleurig plein was en dat ik daar in 1962(?) gestaan heb bij de huldiging van Henk Nijdam. Was toen heel wat vrolijker. Als Bataafrenner – het ging dus om fietsen – was ie wel mooi wereldkampioen geworden en ook Sportman van het Jaar!

Op het ‘eerste’ pleintje in mijn herinnering stond een grote vaas in het midden. Daarna kwam er het herdenkingsbeeld. Later heeft dat beeld even in de Plantsoenlaan gestaan maar vanaf in de jaren vijftig gelukkig op een vaste, veel zichtbaarder plek in de Dennenlaan.

Het pleintje moest verdwijnen … omdat de NZH-bussen de draai niet konden maken. Ik dacht even dat NZH betekende Niet Zo Handig maar dat bleek niet zo te zijn.
Maar ik had het over de Lindenlaan. Die laan is voor mij om nóg een reden speciaal, héél speciaal.

NOG MEER LINDENLAAN
De oorlog maakte de Lindenlaan voor mij een heel aparte laan.
Een paar dagen na mijn geboorte was er in februari 1945 razzia. Dat als vergelding voor het doodschieten van een Duitser in de Verlengde Wilgenlaan. Iedereen moest het huis uit. Dus ook die kleine Gerrie én zijn vader, moeder, twee broers en zusje. Allemaal lopend via de IJweg en de Dijk naar de Lindenlaan. Hier werden vrouwen en kinderen gescheiden van mannen van 18 jaar en ouder. Mannen moesten naar het Wilhelminalaantje.

Mijn vader dus, maar ook mijn pas zestienjarige broer omdat die er veel ouder uit zag. Het was de eerste keer in mijn leventje dat ik buiten kwam. Mijn zestienjarige broer werd naar huis teruggestuurd omdat hij zijn tuberculose-bewijs kon laten zien. En aan tbc-lijders hadden ze in Duitsland niets. Mijn moeder mocht even naar huis om wat kleren voor mijn vader te halen. Zonder hem nog te zien leverde zij die af. Vader werd met 309 anderen via Amsterdam, Amersfoort en Enschede naar Duitsland getransporteerd.

Moeder had ook een bijbeltje meegegeven, misschien moet je zeggen meegesmokkeld. Het bijbeltje was heel klein, zo’n 8 bij 12 centimeter. Als een soort dagboekje schreef hij tekstjes op de binnenkant van de kaft. Hij schreef dat met het potloodje dat hij normaal gebruikte bij het broodventen langs de deur. En hij schreef het vooral voor zichzelf want wie kon hem vertellen dat hij ooit weer thuis in Zwanenburg zou zijn? Wij lezen onder andere:

4 dagen in een loods zonder bed … vlooien en luizen … verlang ontzettend … 70 uur in de trein zonder ramen … gul volk Enschede … eindpunt Gronau … op stoel geslapen … Zaterdag Gerda jarig …

Met enkele Zwanenburgers vluchtte hij en kwam zes weken na de razzia weer thuis. Vele jaren later besefte ik dat Enschede (waarvan mijn vader noteerde ‘gul volk’) op doorreis naar Duitsland een speciale plek en een speciaal moment geweest moet zijn. Als dank is in 1946 door een comité een plaquette in het gemeentehuis van Enschede onthuld.

De vaas die in de jaren veertig en vijftig op het midden van het pleintje in de Lindenlaan stond, speelde direct na de oorlog nóg een rol. Vrouwelijke dorpsgenoten die in de oorlog de vijand als vriend hadden gehad, werden kaal geschoren en daar te kijk gezet …

Terug naar het Kastanjepleintje met in het midden nog die grote vaas. En met op de foto twee meisjes. Het linker meisje is Zwaantje, het op jonge leeftijd overleden meisje uit de Lindenlaan. Het andere meisje is Gerda, de dochter van de slager op het pleintje. Hoe je aan zo’n foto komt? Heel toevallig! Mary de Vries, zus van Zwaantje, is met haar man net zoals wij toevallig ook naar Heerhugowaard verhuisd, en daar vrienden geworden. Toen ik haar over dit verhaal vertelde zei ze dat ze nog een foto had van dat pleintje, met twee meisjes …En dat het andere meisje Gerda van der Laan is, kon mijn zwager mij vertellen want die fietste nog wel eens met haar naar school in Haarlem. Ja, toeval en herinneringen …
Of vallen dingen in je leven soms gewoon samen? Ik ga van dat laatste uit.

DE CIRKEL EN SUIKERFABRIEK
In februari 1945 was er dus die razzia en ik vertelde dat mijn oudste broer naar huis was gestuurd vanwege tuberculose. Die tbc was zeker in die tijd een heel besmettelijk ziekte. Dat bleek, want kleine Gerrie kreeg het ook. Gelukkig wel in veel mildere mate. Mijn tbc werd daarom een vlekje op de long genoemd; dan leek het ook lang niet zo erg.

Mijn vader is, mede door die lichamelijke oorlogskastijdingen in Duitsland, in februari 1946 overleden. Mijn moeder had het met vier kinderen moeilijk. En niet alleen financieel; ook zij werd ziek. Daarom heb ik een gedeelte van mijn tbc-tijd op bed gelegen bij oom Jan en tante Rijkje Walter. Ik lag eind 1951 voor het raam en keek uit op de draaiende Suikerfabriek. Zij hadden een bakkerij en winkel op de Zwanenburgerdijk tegenover de Suikerfabriek. Nu, in 2013 is het weer een gewoon huis. Een kleine honderd jaar geleden was het ook al een bakkerij met winkel. Dat weet ik zeker. Want er is een foto uit 1925 waarop mijn vader te zien is. Hij zit op de wagen en vrijwel voor het raam waar zijn jongste zoontje 26 jaar later voor het raam zou liggen. Hij zal niet beseft hebben dat kleine Gerrie daar ziek op bed zou liggen. Oom Jan bakte op van die grote platen heerlijke tompoezen. Als ze klaar waren werden ze netjes ‘schoon’ gesneden. De randjes gingen dan naar kleine Gerrie. Dat ik in die tijd bulletje werd genoemd zal niet verbazen.

Er was toen nog iets. De Nieuwe Brug bij de Dennenlaan had de taak van de houten draaibrug bij de Lindenlaan overgenomen. In plaats van de houten brug was er het pontje van Van der Staay. In de Domineeslaan waar je nu Ahrend hebt, had je toen De Cirkel. Van de 450 mensen die daar in 1951 werkten, woonden de meesten in Amsterdam. Die kwamen met de Blauwe Tram naar Halfweg, liepen dan door de Haarlemmermeerstraat, gingen met dat pontje de Ringvaart over en verder via de dijk naar de Domineeslaan. Kwamen dus ook langs bakkerij Walter met dat jongetje voor het raam. Betekende twee keer per dag -en met plezier!- zwaaien. Toen was het 5 december. Ik hoorde de winkelbel en dacht dat het natuurlijk schippers waren voor brood. Mooi niet! Het waren De Cirkel-mensen met een groot pak bij zich. ‘Dat pak’, zo vertelden ze mijn oom, ‘had een heel domme, domme Zwarte Piet in de Domineeslaan bij De Cirkel bezorgd maar was bestemd voor dat jongetje achter het raam!’ Oom Jan bracht dat pak naar dat jongetje. Met allemaal cadeaus van Sinterklaas!
Johan Cruijff zei ooit dat elk nadeel zijn voordeel heeft. Ik ben het helemaal met hem eens.

De Suikerfabriek was van 1919 tot 1992 een echte Suikerfabriek. Weet je voorlopig nog wel wat je bedoelt als je zegt Suikerfabriek, dat gaat veranderen. Het complex heet nu al enige tijd SugarCity. Duidelijk een naam gekozen ‘voor de verkoop’. Maar echte Zwanenburgers willen daar nog niet aan. In december 2012 is een nieuwe fiets- en loopbrug naar dat complex (met doorloop naar het nieuwe treinstation) geopend. De Dorpsraad schreef een prijsvraag uit voor een naam voor die brug. André Hoogland was de gelukkige die uit de vele inzenders werd getrokken die de naam De Bietenbrug hadden ingezonden.
De Suikerfabriek leverde trouwens tijdens de bietencampagne niet alleen suiker maar ook vis. Vis? Ja vis, palingen! Die werden door het geloosde fabriekswater zo bedwelmd dat ze zo te pakken waren. En lekker waren ze evengoed! Dat vertelde mijn broer uit Canada, die nóg een ‘bieten’verhaal had.
Je had op de hoek van de Olmenlaan en Essenlaan kapper Woltering! Mijn broer zei als hij daar één emmer bedwelmde vis bracht dat hij dan een heel jaar lang gratis werd geknipt!

(T)HUIS, SCHOOL EN WERK
Mijn lagere schooltijd tot en met de derde klas speelde zich af op Halfweg, in de school aan de straat die niet voor niets Schoolstraat heet.

Daarna in Zwanenburg in de school aan de Plantsoenlaan. Dat betekende voor beide scholen vier keer per dag een flink stuk wandelen. Ik dacht altijd dat we op Halfweg ‘overbleven’. ‘Niks daarvan’, zei mijn zus, ‘het was vier keer per dag lopen!’ Gelukkig kon ik naar Halfweg al via de Nieuwe Brug; was toch een kilometer korter dan via de oude brug.

Schuin tegenover de school staat nog steeds het gebouw van het Badhuis, waar meneer Vuist de scepter zwaaide. Stond je te lang onder de douche, draaide hij mooi de kraan dicht.

Ja, Badhuis. Thuis douchen was er niet bij. Wij hadden bijvoorbeeld tot in de jaren zestig thuis één kraan; zat in de keuken en kwam alleen koud water uit. Douchen? Kom nou; zeker als kind was één keer in de week in de teil meer dan genoeg!

HEMELTJE OP ZOLDER
Wie kent Tivoli niet? Van heel vroeger als feest- en theaterzaal, later als hotel-restaurant en een dikke zestig jaar geleden ook van de tennisbanen achter het gebouw. En dus ook van de winters dat, voordat het ging vriezen, er water op de banen werd gespoten. Met als gevolg de eerste schaatsmogelijkheid in ons dorp. Wel oppassen op die vlot uitgetrapte bochten waar dan gravel tevoorschijn kwam want dan gleed je heel snel baan 1, 2 of 3 uit …

Als ik aan Tivoli denk, dan denk ik ook aan ons trouwen in 1968 en over de receptie die wij daar hebben gehouden. Met een rekening die afgerond naar boven (dat wel!) op driehonderd gúlden kwam. Omgerekend naar euro’s is dat 135. En toch waren er best veel mensen, was het toch gezellig en had niemand iets te kort. Wij zijn inderdaad getrouwd ja; dat was nog gebruikelijk in de jaren zestig. Net zoals je eerst ging verloven en ook dat je pas nadat je getrouwd was, zoals dat nu heet, ging ‘samenwonen’. Wij hoefden overigens voor het Gemeentehuis niet meer helemaal naar Hoofddorp. Je had in de Olmenlaan een soort dependance. Waar dat was? Nou, tegenover De Olm. Als je het nu ziet kan je het niet voorstellen dat daar ooit het Zwanenburgse Gemeentehuis was.

En ook hoe het er vroeger uitzag. In 1968 was het in elk geval ons Gemeentehuis. Dat het op onze trouwdag alleen maar regende kan je aan de stralende bruid niet zien. En dat er na regen zonneschijn komt kan ik beamen: in 2013 zijn wij 45 jaar getrouwd … Als je wilde wonen had je ook toen wel een woning nodig. Dat was in die tijd een groot probleem. Belangrijkste oorzaak was Schiphol. Wandelden wij vroeger als kinderen graag naar Schiphol om vliegtuigen te bekijken, de liefde voor dat vliegveld was helemaal verdwenen toen ook wij door die vliegtuigen op die lange lijst woningzoekenden kwamen. En dan vindt Schiphol ‘De Lastige Zwanenburger’ maar lastig? Nou, wij vonden en vinden nog steeds Schiphol meer dan lastig! De voorlopige oplossing voor het woningprobleem toen, was ‘inwonen’.

Dat deden wij dus ook en dat kon bij mijn moeder, op IJweg 32. Voor 35 gulden huur per maand, werden het voor ons drie gezellige en spaarzame jaren. Om toch ooit een eigen huis te hebben werden wij lid van het Bouwfonds en ontvingen daardoor automatisch hun blad Eigen Huis. Op een bepaald moment kwam iemand van het Bouwfonds bij ons op bezoek. Hij vond ons huisje zó gezellig dat ie dat in dat blad wilde laten zien. Het werd een artikel met de kop ‘Een hemeltje op zolder’. En dat vonden wij ook. Dat wij best een beetje trots waren, mag wel hè?

BLOED, FIETSEN EN HET ‘EINDE VAN DE WERELD’
Naar mijn lagere scholen was het steeds een eind lopen. En dat terwijl wij tegenover de Julianaschool in de Wilgenlaan woonden. Die mooie school, in 1991 gesloopt, was echter een openbare school en voor een Gereformeerd jongetje was dat natuurlijk niet de bedoeling. Later kwam ik wel in die school, om bloed te geven. Mijn moeder gaf al bloed en toen ik achttien was deed ik dat ook. Kwam er een Rode Kruiscolonne; werden er lokalen uitgeruimd en van die ongemakkelijke britsen neergezet. Schudders zorgden ervoor dat het bloed met een bepaalde vloeistof vermengd werd. Misschien weet Lance Armstrong wat voor vloeistof dat was, maar ik weet het niet en heb het me ook nooit afgevraagd.
Lance doet me trouwens wel aan fietsen denken. De huidige fietswinkel Reus in de Dennenlaan was vroeger De Reus op de hoek van de Essenlaan en Wilgenlaan. En ook een verzamelpunt voor wielrenners.

Als ik het over De Reus in de Essenlaan heb, moet ik ook denken aan het slechte wegdek in die laan rond 1960. Zal vertellen waardoor ik dat nog weet. Als ik naar mijn vriend Jaap op de dijk bij de Iepenlaan liep, ging ik altijd door die Essenlaan. Inderdaad niet de kortste weg, maar in die laan woonde Tineke. En die vond ik aardig genoeg om zo te lopen. Aan een vakantie had ik een echt vriendinnetje overgehouden die voor mij even ‘het einde van de wereld’ was. Om dat te onderstrepen had ik het in die tijd hitsingeltje ’The end of the world’ van Skeeter Davis gekocht. Ik nam het vaak mee naar Jaap; kon ik het daar ook draaien. Op een bepaalde dag glipte dit grammofoonplaatje toen ik op de klugt van de Essenlaan liep, uit het hoesje. Met als resultaat een hap er uit en kon het plaatje niet helemaal meer draaien. Dat het ook de voorbode van een gat in de relatie met dat vriendinnetje was, had ik nog niet in de gaten …

Fietsen vond, en vind ik trouwens nog steeds, leuk. Daardoor deed ik in 1961 mee aan het ‘Kampioenschap van Zwanenburg voor Recreanten’. Echt wielrennen met wedstrijden ook op zondag, was dus voor mij niet de meest geschikte sport. Maar mijn moeder was een tijdje in Canada en … Nou, ik stond in elk geval aan de start.
Het parcours was rond de huidige broodfabriek van nu Bakkersland, toen Hoeve; van de slogan Ho-eve voor brood!. Had me ingeschreven met mijn vriend Joep. Hij viel al heel snel uit door een kapotte ketting. Hij nam die slogan ho-eve te letterlijk. Ik won niet maar werd derde. En die derde plaats was zo verrassend dat mijn moeder dat nooit heeft geweten.

Nog meer fietsen. In 1964 deed ik een wedstrijdje met meneer Wesseling, onze volleybaltrainer. We deden wie het eerst de Haarlemmermeer rond was; zo’n zestig kilometer. Start en finish bij de Nieuwe Brug bij de Dennenlaan. We fietsten niet samen maar gingen ieder een kant op. We hadden uitgerekend dat het even lang moest zijn. Frappant was dat wij elkaar ergens bij De Kaag precies op hetzelfde punt tegenkwamen! Maar eerlijk is eerlijk, hij was als eerste bij de Nieuwe Brug terug. Later bedacht ik dat hij rechtsom en ik linksom had gefietst en ik dus steeds de ‘buitenbocht’ had. Een wetenschapper a la Diederik Stapel en die alles afweet van geometrie, vertelde me dat het toch echt vele meters gescheeld moet hebben. Maar moet je dat geloven? Wetenschap en Stapel. Je zegt toch niet voor niets ben je nou helemaal stapel?!’

WINKELS, HANDEL EN KERKIE
Kende Halfweg veel winkels in de Haarlemmermeerstraat, Zwanenburg had tussen Lindenlaan en Dennenlaan op de Zwanenburgerdijk veel winkels. Was vroeger zo en is nu nog zo. De winkels zijn natuurlijk wel veranderd.

Waar bijvoorbeeld nu IJzerhandel Baltus zit, zat daarvóór Meijer, de huishoudelijke artikelenwinkel. En in datzelfde pand zat daarvoor weer Osinga. Maar ik ga nóg verder terug in tijd.

En dan kom ik terecht rond de tijd dat Zwanenburg officieel het predicaat dorp kreeg; zo’n honderd jaar geleden dus. Toen was daar gevestigd smederij Mastenbroek. Dat weet ik zeker want niet alleen is er een foto van de smederij, je moet eerst bestaan hebben voordat je een aantal jaren later failliet gaat. En failliet ging die smederij, zo is te lezen in de Nieuwe Rotterdamse Courant van 6 maart 1929. Zal niet leuk geweest zijn natuurlijk. Wel leuk vind ik dat ‘onze’ smederij uit ons Zwanenburg, het prachtige hekwerk voor het in 2013 vernieuwde Rijksmuseum gemaakt heeft.

Nog leuker is het dat de smederij niet alleen het ijzerwerk smeedde maar dat het ook het hekwerk prachtig schilderde. Dat vind ik opmerkelijk want volgens mij had het Rijksmuseum met Hendrick Avercamp en ene Rembrandt van Rijn zelf toch ook goede schilders in huis …

Ik had het over winkels. De Dennenlaan had daar eveneens veel van. Ooit was er zelfs in deze hoofdstraat ook een bioscoop. Met de naam ‘Studio’ probeerde men daar kennelijk iets meer cachet aan te geven. Een bioscoop, dat was wat hoor voor ons dorpie!

Tegenover die bioscoop van toen heb je nu een ‘tegenwoordige’ kaaswinkel. Dat was rond 1960 heel anders. Toen was daar een van de eerste zelfbedieningswinkels in ons dorp. Was het inderdaad van Snoek? Wij gingen altijd naar kruidenier Mes op de IJweg. Niet alleen dichterbij, maar Mes was ook van onze kerk, de kerk die NU nog tot ie gesloopt wordt, te zien is op Halfweg. Als ik nu aan die kerk denk doet het denken aan …

Eerst een vraag: wie heeft wel eens een dominee of kapelaan tot zwijgen gebracht? Nou, ik wel. Met mijn vriendje Jaap. In onze kerk hing op enkele plaatsen voor slechthorenden een hoofdtelefoon; met als voeding zwakstroom. En als je nou het stekkertje van die hoofdtelefoon een beetje uit het contact haalde en dan die pootjes bijvoorbeeld met een ijzer pennetje verbond kreeg je kortsluiting en dan hoorde je de dominee even helemaal niet meer… Dan die doodse stilte, waarvan niemand wist hoe dat kwam …

WAT (BIJ)VERDIENEN
Gereformeerd-zijn was belangrijk voor ons gezin. Daarom gingen wij ook juist naar Kars de kolenboer, naar Boterman de schoenmaker en naar De Fouw de kleermaker.
Het ging nog verder. Mijn moeder had ooit een handeltje in tuinzaden. Was van Struik, die de slogan Zaden van Struik, die zijn pas puik! had. Mijn oudere zusje en ik hadden zo onze twijfels over dat ‘puik’, want wij werden ingeschakeld voor wat je tegenwoordig noemt ‘merchandising’. Wij moesten eerst gidsen wegbrengen; dan bestelformulieren ophalen en als laatste die bestellingen afleveren. Drie keer dus. De adressen lagen, kan je zeggen, religieus gespreid over het dorp. Zo moesten wij ook helemaal naar Rip, de laatste boerderij in de Domineeslaan. En alles gewoon wandelend hè?!

Bijverdienen. Dat deed ik ook in de jaren vijftig met aardbeien plukken bij tuinders aan de Osdorperweg en met aardappelrapen bij Gehrels aan de IJweg. Met eveneens als ‘verdienste’ zere vingers, pijnlijke rug en kramp in je handen. Wat met dat aardappelrapen zo deprimerend was waren die lange rijen. Je begon bij de boerderij en dan zag je het eind van die rij niet eens … En kruipend schoot het niet echt op. Dat niet opschieten was trouwens ook zo met de verdiensten … En van ongeoorloofde kinderarbeid had nog nooit iemand gehoord.
Later heb ik om wat bij te verdienen in het pakhuis van Bos, de vader van Jaap gewerkt.

EN DAT ALLEMAAL IN ZWANENBURG
Om alle onderwerpen gegroepeerd in hoofdstukken onder te brengen is een probleem. Gelukkig kan je dat probleem oplossen door een onderwerploos hoofdstukje op te nemen. Gaat ie.

Je maakt wat mee als je in Zwanenburg woont. Toen ik mijn broer in Canada vroeg waar hij aan denkt bij Zwanenburg, zei hij spontaan brand in het glazen paleis. Nou, dat weet ik ook nog goed. Het zal in de buurt van 1953 geweest zijn. Het begon in onze keuken aan de IJweg met een stoommachine. Met een spiritusbakje onder het watertankje moest je die aan de praat zien te krijgen. Dat duurde hem te lang. Met een buisje aan de gasslang ging het veel sneller. Toen ging de sirene. Brand! Mijn broer was meteen weg. Die brand was in de Domineeslaan in het zogenoemde glazen paleis, de huisjes met veel glas. En ik heb denk ik, een brand aan de IJweg voorkomen.

Vroeger speelde graan een grote rol in de polder en in Zwanenburg. Heel veel boeren verbouwden graan wat in pakhuizen in Zwanenburg en later ook op Halfweg terechtkwam. Die pakhuizen in Zwanenburg zijn er nog steeds zoals dat van Bos en van Verhoog. Maar het heeft niets meer met graan te maken.
Ooit heeft mijn vader nog even gewerkt bij wat toen nog Verhoog en Bos heette.

Bij Bos hadden ze achter het huis een schommel. Jaap en ik deden een keer een wedstrijdje wie het verst van de schommel kon springen. Nou, ik won duidelijk. Ik kwam helemaal in Haarlem in het ziekenhuis terecht; wel met een gebroken pols. Herinner me nog goed dat mensen die zeiden dat ik geluk had dat het niet mijn rechterpols was. Maar als je linkshandig bent …

Laatst reed ik door de Dennenlaan en moest ik denken aan vroeger denken. Na ons trouwen, eind jaren zestig, hadden wij wel een Hemeltje op zolder maar in dat hemeltje alleen koud water. Moesten daarom ook naar de wassalon toen naast opticien Boïng, dat er nu zo uit ziet …

Tegenover die wassalon had je in de jaren vijftig op de andere hoek in een heel eenvoudig kantoortje van de Raiffeisenbank. Dat weet ik zeker want heel af en toe kon ik daar wat centjes bij meneer Dreschler brengen. Was alleen mogelijk nadat ik een rapport had gekregen dat wat waard was; voor mij dus niet altijd.

DAAR VALT NIET MEE TE SPO(R/T)TEN
In die Zwanenburgse honderd jaar is ook in ‘sporten’ veel veranderd. Zo waren er ooit twee voetbalverenigingen. Je had de katholieke vereniging NAS. Die speelde op een terrein achter Het Rooie Dorp op Halfweg.

In Zwanenburg had je de voetbalvereniging, en let op, met de naam Halfweg. Die club speelde alleen op zondag. Dat vond mijn oom Rien maar niks want als je door geloofsovertuiging niet op zondag speelt, dan … Afijn, hij loste dat probleem op door een, later bloeiende, zaterdagafdeling op te richten. En nu, ja nu vormen de verenigingen NAS en Halfweg samen de nieuwe voetbalvereniging VV Zwanenburg. Speelt in de derde klasse KNVB West op het vroegere Halfwegterrein in … juist Zwanenburg!

Dat de naam Halfweg bij meer sporten de boventoon voerde bleek ook uit de vroegere wielerbaan in Zwanenburg met als naam Halfwegsche Wielerbaan.
In het sporten kreeg ik ook met religie te maken.

Dat begon bij wat nu Christofoor heet maar in 1934 als Sint Christofoor begon. Na mijn schooltijd in 1962 wilde ik blijven volleyballen. Dat bleek in Zwanenburg/Halfweg alleen mogelijk bij de katholieke vereniging St. Christofoor. Trainde op Halfweg in de gymzaal naast de Rooms Katholieke Kerk. Ik mocht daar komen volleyballen. Op een van de trainingen kwam er een voor mij onbekende man in een zwart pak de zaal binnen. Hij bleek de kapelaan te zijn, die later vroeg wie die hem onbekende jongeman was. Dat was ik dus en een jongen die hij inderdaad niet in zíjn kerk zag. En dat was kennelijk niet de bedoeling bij Sint Christofoor! Afijn, ik werd een apart punt op de Ledenvergadering en denk doordat ik niet de slechtste was, mocht blijven. Toen mijn buurjongen, maar belangrijker ook kerkgenoot, Wiebe er eveneens wilde volleyballen was dat beslist onmogelijk. Jammer was het dat ik pas in 2013 het beeld voor de katholieke kerk zag met de ook toen al uitnodigende tekst Komt allen tot mij.

Wiebe en ik besloten een eigen volleybalvereniging op te richten. Het werd Saturnus, een vereniging waar iedereen mocht volleyballen.
Maar de tijden zouden veranderen. In 1969 fuseerden de afdeling volleybal van St. Christofoor en de volleybalvereniging Saturnus met als naam voor de nieuwe vereniging gewoon Christofoor; zonder Sint. Ik ben er heilig van overtuigd dat je in deze wereld met oprecht samenwerken, ook in de sport, verder komt.

Ik hield overigens niet alleen van volleyballen, ook van hardlopen. Dat ben ik rond 1960 gaan doen, samen met Paul, een andere buurjongen. Zie je tegenwoordig overal mensen hardlopen, in die tijd niet. Wij moesten daarom ook eerst ergens naar toe wándelen om daarna pas hard te gaan lopen. Dat deden wij op het terrein van toen de voetbalvereniging Halfweg. Pas nadat wij over het hek geklommen waren gingen wij om de velden daadwerkelijk hardlopen. Na afloop ook weer keurig wandelend langs de IJweg terug naar huis. De tijd van ‘ze hebben ‘m al’ moest zelfs nog komen.

NIKS DROOGLEGGING
Tot in de jaren zestig kwamen de melkboer, de groenteboer en de bakker langs de deur. Ook de schillenboer. In de Kerkhoflaan had je een heel aparte: Chris Kwaak. Hij liep enigszins scheef, zelfs als hij op de héénweg was naar café ’t Zwaantje op de dijk. Vanuit Canada van mijn broer komt nog een verhaal over deze Chris Kwaak; gecombineerd met het genoemde ’t Zwaantje. Op een van de keren dat hij daar de deur uit kwam, liep hij rechtuit de Ringvaart in. Mijn broer zag dat en haalde hem uit het water. Op de vraag of ie ooit voor het redden van zijn leven was bedankt, was het even stil. ‘Nee, nooit. Raar eigenlijk’, vond hij 64 jaar later zelf ook wel.

Toen wij in Zwanenburg waren om wat foto’s voor dit verhaal te maken, kwamen we ook in ’t Zwaantje waar heel lang meneer Vermeulen de scepter zwaaide. De nieuwe eigenaar heeft een mooie tekening op de muur laten maken. En daar stond bij de naam ’t Zwaantje het jaartal 1899. De vraag is of het daarmee het oudste bedrijf of de oudste winkel in Zwanenburg is?

Nadat ik mijn broer het verhaal over die dronken Chris Kwaak en ’t Zwaantje had verteld, moest ik ook even denken aan wat het gemeentebestuur rond 1855 over de Haarlemmermeer had gezegd. Dit: de polder zou geheel drooggelegd worden … Niet gelukt dus. Sterker nog en zeker als we het over alcohol hebben, in 1860 bleek er één tapperij op twaalf gezinnen te zijn. Proost!

Heb je het over de Kerkhoflaan, heb je het automatisch ook over de reden van die naam. Over de begraafplaats en daardoor dus over de oudste begraafplaats van de Haarlemmermeer!

Ik wilde weten wie er in 1913, het geboortejaar van ons dorp, begraven is. Ik vroeg het mijn neef Wil die de administratie voert. Wat blijkt? Mijn eigen opa, J. Mastenbroek, is daar in 1913 begraven. Dat wist ik niet. Wel wist ik dat hij heel jong is overleden. Hij is niet ouder dan 36 jaar geworden.

De oudst bewaarde steen op de begraafplaats is overigens van J. Bijleveld, overleden op 28 december 1883; in het gedenkjaar Zwanenburg dus 130 jaar geleden.

50 EN 100 JAAR ZWANENBURG …
Ik vertelde al dat het lijkt alsof ons gemeentebestuur zich nou niet echt druk maakt om dat dorp Zwanenburg. Dat dorp dat er in de polder bovenuit steekt maar er toch altijd een beetje bij hangt …

Wel heb ik het heel attent gevonden dat het gemeentebestuur in 1963 bij het vijftigjarig bestaan van Zwanenburg bij alle toegangswegen van ons dorp borden met ‘50’ liet plaatsen. Dat kan ik mij nog goed herinneren. En helemaal sympathiek vind ik het, dat het gemeentebestuur de festiviteiten bij het honderdjarig bestaan in 2013 ook weer ondersteunt met borden.

Al gezien? Bij alle invalswegen van Zwanenburg zie je nu in 2013 die borden met 50+50. Leuk hé?! Natuurlijk merkt ú op dat er toch ook borden met ‘honderd’ bestaan. Deed ik ook. Het antwoord van de burgemeester was dat ze niet genoeg borden met honderd hadden en dat hij door knappe ambtenaren had laten uitrekenen dat twee keer vijftig toch ook honderd moest zijn. Klopt! En wist ik het meteen.

Als ik in mijn huidige woonplaats Houten zeg dat ik uit Zwanenburg kom, dan is de reactie vaak van de Zwanenburgbaan? of van de Lastige Zwanenburger? Zelden over de plaats Zwanenburg en helemaal niet over bekende Zwanenburgers. Toch zijn die er zeker wel. Zonder echt diep te graven kom ik op deze lijst. Heeft u aanvulling of een correctie? ‘Roept u maar’, wij noteren.

Jordy Bruijn
16/17 jaar; speelde ooit nog bij NAS, nu bij Ajax

Maurice Delmonte
geboren in Haarlem, kunstschilder

Karel Gomez
kunstenaar

Ingrid Haringa
5 x Wereldkampioenschappen Wielrennen op de baan

Bas Heijne
columnist NRC, boekenschrijver

Henk Nijdam
wielrenner; twee x wereldkampioen

Arjan van der Kieft
schaatser; ooit wereldkampioen bij de junioren

Kirsten van der Kolk
Olympisch kampioen roeien. Officieel Lichte Dames …

Henk Koopmans
een wielrenner

Pieter Meesters
amateur-sterrenkundige

Cees van Ojik
huisarts en van actiegroep ‘De Lastige Zwanenburger’

Adam Potgieter
beeldend kunstenaar

Peter Pieters
eerst succesvol profwielrenner; later bondscoach

Jan de Reus
Nederlands Kampioen wielrennen 1931

Wim Snijders
wielrenner; twee keer winnaar Omloop Haarlemmermeer

Ko Zomer
redelijk succesvolle Bataaf-wielrenner

Nóg iemand moeten we noemen. Eigenlijk als bekende maar wie kent Dorien Bouman nog? Zij is op 8 september 1991 in ons dorp geboren en daarmee leverde Zwanenburg de gemeente Haarlemmermeer wel mooi de honderdduizendste inwoner.

ZWANENBURG NU EN VROEGER
Waar nu die nieuwe weg tussen Zwanenburg en Lijnden loopt, raapte ik vroeger aardappelen. Vroeger werden bij smederij Kuiper nog paarden beslagen; brachten boeren met hun boerenwagens nog het graan naar het pakhuis; werden veel schepen in de Ringvaart nog door een sleepboot voortgetrokken; werd Slofstra de politie nog ‘sloffie’ of ‘kip’ genoemd en was zondagsrust nog echte rust …

En vroeger … toen je bij ons op de klugt van de IJweg nog de molen van Leendert Faas zag. De molen die er tot 1936 gestaan heeft mét wieken; daarna zónder. En die vanaf 1970 helemaal niet meer te zien was. De molen ook die ooit door mijn vader nagetekend is. En mede daardoor ben ik weer helemaal terug op míjn IJweg, waar ik geboren en getogen ben en waar míjn Zwanenburg is begonnen.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van actuele ontwikkelingen in Zwanenburg en Halfweg